Toine Horvers: Names, actial sections of the brain
Guus Vreeburg

25 oktober 1997 t/m 31 januari 1998

Toine Horvers: “Níet zingen! Niet zíngen!”
“Níet zingen! Niet zíngen!” riep Toine Horvers (Loon op Zand, 1947) een paar keer, toen hij en ik recentelijk bezig waren met de opnamen voor de installatie ‘Names, axial sections of the brain’ die hij op mijn verzoek voor Het Plafond in de werkruimte van mijn woning maakte, en die op 25 oktober voor het eerst klinkt.

Verspreid over een kaal betonnen plafond hangen zeven kleine speakertjes, verbonden met zeven walkmen met ‘endless tapes’ van één minuut lengte. Op ieder daarvan leest een stem de namen voor van anatomische onderdelen die opdoemen bij zeven axiale secties door de menselijke hersenen: doorsneden van boven naar beneden. De toonhoogte waarop de stem leest is hierop afgestemd: steeds één van de zeven tonen van het octaaf. De lijsten verschillen van lengte: daarom moeten sommige sneller gelezen worden en andere juist langzaam. Alle bandjes lopen continu: zo ontstaat een fijnmazig-gedifferentieerde wolk van stemklanken, waarin de zeven lagen door de hersenen in één vlak worden samengeperst. Deze klankwolk is zowel compact en dicht, als ook transparant: wie onder het plafond doorloopt kan ieder van de afzonderlijke bandjes onderscheiden tov van de zes andere.

Oorspronkelijk dacht Horvers op het plafond een serie tekeningen, van het soort dat hij al enige jaren maakt. Eigenlijk zou ‘schrijveningen’ een betere benaming zijn voor Horvers’ werk op papier: beeld ontstaat door nauwgezet copiëren van eindeloze reeksen getallen uit tabellen van bijvoorbeeld Rijkswaterstaat of het KNMI, of van namen uit allerlei atlassen en plattegronden - zowel die van steden als die van het menselijk lichaam. Door op hetzelfde blad meerdere ‘teken-lagen’ over elkaar heen te schrijven met potloden van wisselende hardheid ontstaan op basis van dit materiaal toch weer merkwaardig figuratieve uitbeeldingen van wat oorspronkelijk geabstraheerd was.

Het “Níet zingen! Niet zíngen!” hoorde ik voor het eerst ruim tien jaar geleden, toen ik in Kassel tijdens de documenta 8 kennismaakte met Toine Horvers en zijn werk. Ik had gelezen dat hij een ‘geluidssculptuur’ zou realiseren met hulp van omstanders. De binnenruimte van een 19e eeuws tuinkoepeltje werd gedurende een etmaal gevuld met geluid uit acht stemmen: zo ontstond een klankvolume, nauwkeurig balancerend tussen geraas van een drukke straat aan de ene kant en geluiden uit het park aan de andere kant. De ruimte binnen de gegeven locatie werd opnieuw gearticuleerd. Geluid in plaats van brons of beton: toch ontstond ‘sculptuur’, toch werd ‘ruimte’ voelbaar. Dat ervoer ik toen ik mijn stem leende aan Horvers’ werk: geluid kan heel materieel en bijna ‘massief’ worden; klank ondergaan is dan niet alleen een puur fysiek ‘horen’ maar wordt ook een spirituele ervaring. Dat kende ik ook uit het meezingen in grote koorwerken. En zo stond ik ook in Kassel: ik vulde de klanken onder de koepel aan tot wélklinkende accoorden. Waarop Horvers: “Níet zingen! Niet zíngen!” Horvers is niet componist, maar beeldend kunstenaar.

Horvers is steeds bezig met ‘ruimte’. Soms ‘bouwt’ hij ruimte, zoals een architect, soms ‘kneedt’ hij ruimte, zoals een beeldhouwer. Daarbij spelen ‘tijdstip’ en ‘tijdsduur’ een omkaderende rol: ‘wanneer en hoe lang bestaat dit klankbouwwerk’? Zo was op 20 september jongstleden in de Hooglandse Kerk in Leiden ‘Rite 2’ te horen: vijf zangers zongen gedurende vijf maal een half uur, verspreid over het etmaal een steeds andere Gregoriaanse melodie, maar niet synchroon aan elkaar. De hoge ruimte van de kerk werd geheel gevuld door een zachte ‘berg’ van klank. Zingen, een kerk, en toch geen ‘muziek’: de berg stond stil, er was geen thematische ‘ontwikkeling’ van begin tot einde zoals bij een muziekstuk. In oktober 1996 presenteerde Horvers de performance ‘Registraties’ in theaterzaal Lantaren/Venster in Rotterdam. Geschoolde acteurs en zangers liepen door de ruimte terwijl ze namen reciteerden van steden, rivieren en zeeën rond de aarde, water standen, een jaaroverzicht van het weer in tekst, en anatomische namen die horen bij coronale secties van het hoofd. Spreken, lopen, een Bühne, en toch geen ‘toneel’: er gebeurde niets.

Over zijn thema-keuze zegt Horvers: “Mijn werkuitgangspunt is altijd ‘beweging’/ ’energie’ geweest. In de laatste jaren heeft zich dat steeds meer toegespitst op verzamelingen/samenballingen van gegevens die bewegingen/processen in kaart brengen, en waarbij dat in kaart brengen zèlf ook als een vorm van energie beschouwd wordt. Zo ook de latijnse benamingen van anatomische delen van het lichaam. Het lichaam zelf - en bijzonder het hoofd, en daarin bijzonder de hersenen - is voor mij de grootste en boeiendste samenballing van energie, als idee, maar ook letterlijk, als je alle namen, zowel als klank en ook als beeld (geschreven over en achter en door elkaar) hoort of ziet: de vibratie van al die bewegingen in klank of beeld.” (Toine Horvers, september 1997)

Over de relatie hoofd/hersenen en plafond die in de installatie ‘Names, axial sections of the brain’ gelegd wordt zegt Horvers: “Het plafond van een ruimte misschien als projectievlak van onze gedachten? Het vlak dat de verbinding/overgang vormt van de fysieke aanwezigheid op de grond naar de ruimte van het denken, de kosmos, god, de hemel? In de kerken werken beschilderde plafonds ook zo: het plafond als overgang naar het hogere, als ontsnappingsmogelijkheid van het aardse bestaan, maar ook om ontzag en angst voor te hebben. Overigens zijn dit voor mijn doen wel erg filosofische bespiegelingen over het idee, die allemaal achteraf gekomen zijn.” (Toine Horvers, september 1997)
Een voor de hand liggend idee: in de werkruimte van een kunsthistoricus zou de anatomische analyse van de biceps misplaatst zijn - hier wordt hersenarbeid verricht. Nou is het prachtig om een waterdicht concept te hebben, maar dat maakt nog geen overtuigend werk van beeldende kunst: je moet het niet zozeer kunnen begrijpen, je moet erdoor gegrepen worden, het moet jou bij de ballen grijpen. Gebeurt dat hier ook?

Dit plafond-werk is, in tegenstelling tot de overdonderende perspectivische schilderingen uit de Barok, eigenlijk onzichtbaar: het enige wat daadwerkelijk te zien is (de walkmen, de speakertjes en de verbindende kabels) is letterlijk ‘medium’, niet waar het eigenlijk om gaat. Het gaat hier om wat je hoort. Dit plafond laat zich waarschijnlijk het beste beleven met de ogen dicht. Daarin is het enigszins vergelijkbaar met wanneer je een CD draait: met je ogen dicht ‘zie’ je bijna de zaal van Het Concertgebouw. Een goede stereo-installatie reproduceert die ruimte bij je thuis, in drie dimensies als het goed gaat. De installatie van Horvers werkt heel anders: hier wordt niet een ruimte gereproduceerd, van elders hierheen overgeplaatst - hier wordt de ruimte waarin je je daadwerkelijk bevindt hoorbaar gemaakt. Waar een stereo-installatie de ambitie heeft zichzelf te ontkennen - je mag eigenlijk niet horen waar het geluid vandaan komt - heeft de plafond-installatie van Horvers een duidelijke gerichtheid: het geluid bevindt zich als een plat, twee-dimensionaal vlak boven je hoofd. Je loopt er onder door, van speaker naar speaker. Anders dan bij Muzac-installaties hóór je op iedere plek hetzelfde maar nét even anders, en klinkt ook de ruimte zelf steeds nieuw, afhankelijk waar je staat of zit. De installatie buit ook het hoogteverschil in de ruimte uit: soms ‘zit’ het geluid op 3,5 meter boven je, soms ook is het vlak boven je en klinkt het harder.

Als beeldend kunstenaar stelt Toine Horvers zich tegenwoordig nogal eens op als ‘regisseur’ van het kunstwerk: hij bedenkt het concept, maar is zelf bij de uitvoering ervan nog slechts vanuit de zijlijn aanwezig; het zijn meestal anderen die ‘het’ ‘doen’. Horvers is dan toeschouwer met de toeschouwers. Aan dit plafond klinkt niet zíjn stem, maar die van de gebruiker van de ruimte. Toch blijft Horvers’ werk niet hangen in het conceptuele alleen. Hoezeer ook zijn concepten in hun heldere hechtheid herinneren aan de platonische Idee, hoezeer zijn werk in de Renaissance opvatting van de ‘ars liberalis’ past (je krijgt er geen vuile handen van) en wellicht ook aansluit bij wat Kandinsky ‘das Geistige in der Kunst’ noemde, hoezeer het ook eerder immaterieel dan materieel van aard is, hoezeer het ook “Níet zingen! Niet zíngen!” is... Toch gaat het tenslotte om de zeer fysieke ervaring die de toeschouwer/luisteraar bij het werk van Horvers ondergaat, iedere keer weer. Dàt maakt Horvers’ werk in mijn ogen èn oren iedere keer weer overrompelend.

© Guus Vreeburg / Het Plafond, Rotterdam; 971025
http://www.hetplafond.org/read/4975?submenu=4259